|
UWV Kennisnieuwsbrief |
|
|
Innovatie van het tweedespoortraject
|
Werkgevers zijn twee jaar lang verantwoordelijk voor de loondoorbetaling en de re-integratie van zieke werknemers. Het beeld is dat vooral kleine werkgevers dit als een zware last ervaren. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) komt ze tegemoet met een pakket aan maatregelen, waaronder een mkb-verzuimontzorgverzekering en verbetering van het zogeheten tweedespoortraject. Er starten dit najaar experimenten met nieuwe aanpakken voor deze re-integratie bij een nieuwe werkgever. UWV heeft in opdracht van het ministerie en ZonMw onderzoek gedaan naar de huidige inzet van tweedespoortrajecten. Carla van Deursen, senior kennisadviseur bij UWV: 'We hebben daarmee in beeld gebracht aan welke punten aandacht moet worden besteed bij een tweedespoortraject. Ik hoop dat het bijdraagt aan mooie innovatieve projecten.'
Werkgevers moeten zich, samen met hun arbodienst of bedrijfsarts, inspannen om een zieke werknemer zo snel mogelijk weer aan het werk te helpen binnen het eigen bedrijf (re-integratie in het eerste spoor). Een belangrijk moment in het re-integratietraject is de evaluatie na het eerste jaar. Dan wordt bepaald of het (ook) nodig is om te proberen de werknemer bij een nieuwe werkgever te laten re-integreren (re-integratie in het tweede spoor). Een goede afweging hierin is belangrijk met het oog op een eventuele WIA-aanvraag na afloop van het tweejarige re-integratietraject. UWV toetst bij die aanvraag of de werkgever zich voldoende heeft ingespannen voor de zieke werknemer. Daarbij wordt onder meer bekeken of er tijdig een adequaat tweedespoortraject is opgestart. Van Deursen: 'Als er onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn geleverd, kan UWV de werkgever een verlenging van de loonbetalingsverplichting opleggen met nog eens een jaar. Uit onderzoek blijkt dat in 1 op de 10 gevallen zo’n verlenging wordt opgelegd.'
Dossieronderzoek inzet tweedespoortrajecten
Zo’n ‘loonsanctie’ komt hard aan bij werkgevers. Het is dus niet alleen belangrijk dat werkgevers bewust beslissen óf ze voor hun zieke werknemer een re-integratietraject richting een nieuwe werkgever inzetten, maar ook dat ze weten hoe ze dat zo effectief en zorgvuldig mogelijk kunnen aanpakken. Omdat daar nu nog weinig over bekend is, starten dit najaar experimenten met nieuwe aanpakken van re-integratie in het tweede spoor. Daarvoor komt subsidie beschikbaar van ZonMw (een organisatie voor zorginnovatie en gezondheidsonderzoek). ‘Wij hebben nu dossieronderzoek gedaan naar de huidige inzet van tweedespoortrajecten tijdens de loondoorbetalingsperiode. We hebben een aantal aandachtspunten geformuleerd die als handvaten kunnen dienen voor de komende experimenten’, legt Van Deursen uit.
Het door Van Deursen en haar collega Neeltje van Raaij uitgevoerde onderzoek beperkte zich tot de dossiers van mensen van wie de WIA-aanvraag werd afgewezen omdat ze minder dan 35% arbeidsongeschikt werden bevonden (WIA 35 min) en mensen die gedeeltelijk arbeidsongeschikt werden bevonden (WGA 35-80). Voor deze groepen is het behoud van werk of het vinden van passend werk het meest van belang.
Kansen benutten en versterken
Van deze twee groepen heeft twee derde een tweedespoortraject gevolgd. Van alle WIA-aanvragers, dus inclusief de mensen die volledig arbeidsongeschikt zijn, is dat de helft. Van Deursen: ‘Het aantal heeft ons verrast, het is meer dan we hadden verwacht.’ Opmerkelijk ook, aldus Van Deursen, is dat slechts 7 van de 100 werknemers na afloop van het tweede spoor een nieuwe werkgever hadden gevonden of tenminste zicht hadden op een nieuwe baan.
Van Deursen: ‘Een veel hoger percentage, zo om en nabij de 27%, kon alsnog bij de eigen werkgever weer aan de slag. De kans op passend werk bij de eigen werkgever ligt dus ook in het tweedespoortraject aanzienlijk hoger dan een baan bij een nieuwe werkgever. Houd dat, is ons advies, goed in het achterhoofd bij de experimenten. Bedenk hoe je die kansen kan benutten en versterken.’
Ander traject soms beter
Een succesvolle afronding van het tweedespoortraject is lastig, ontdekte Van Deursen, tenminste als succes wordt afgemeten aan het vinden van passend werk. Van Deursen: ‘Je ziet dat bij veel mensen die een tweedespoortraject ingaan de gezondheid alles behalve stabiel is. Voor die groep zijn, net als voor 60-plussers, de kansen op een passende baan bij een nieuwe werkgever minimaal. Het is misschien ook beter om voor deze mensen een ander traject te kiezen, denk aan vrijwilligerswerk of een baan met weinig uren. Oriëntatie op de arbeidsmarkt zou ik voor deze groep al als een succes beschouwen.’
Dat ligt anders voor mensen met een stabiele gezondheid voor wie terugkeer bij de oude werkgever niet mogelijk is. Een vaak aangehaald voorbeeld is de kapper met kapperseczeem. Voor deze groep is het belangrijk om snel met het tweedespoortraject aan de slag te gaan. ‘Van Deursen: Succes in deze gevallen is een detachering of proefplaatsing met intentie tot dienstverband. Kortom, succes heeft meerdere gezichten. Het is belangrijk dat we nu in beeld hebben gebracht aan welke punten aandacht moet worden besteed bij een tweedespoortraject. Ik hoop dat het bijdraagt aan mooie innovatieve projecten.’ |
|
|
|
|
|
|
|
|
|