De verhoging van de pensioenleeftijd houdt de gemoederen bezig in Nederland. De discussie erover loopt soms flink op. Je kunt je afvragen of alle argumenten die worden gebruikt even relevant zijn. Dat geldt zeker voor de bewering dat door de verhoging van de pensioenleeftijd veel mensen de arbeidsongeschiktheidsregeling (WIA) instromen voordat ze de pensioenleeftijd bereikt hebben.
De verhoging van de pensioenleeftijd wordt door velen als oneerlijk gezien. Er wordt bijvoorbeeld gewezen op het automatische karakter van de verhoging, waarbij geen enkel moment van reflectie is ingebouwd. Is het wel mogelijk om voor iedereen onbegrensd de pensioenleeftijd te verhogen? Bovendien, wie zegt dat het aantal gezonde jaren even sterk toeneemt als het aantal jaren levensverwachting? Ook wordt benadrukt dat de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd hogeropgeleiden bevoordeelt. Zij leven gemiddeld langer zodat zij langer profiteren van hun pensioen. Lageropgeleiden zijn bovendien vaak eerder gaan werken, werken vaker in lichamelijk zware beroepen en zijn daardoor eerder ‘op’. De lageropgeleiden subsidiëren de hogeropgeleiden, en je kunt je afvragen of dat de bedoeling is.
Er zijn dus genoeg redenen om te discussiëren over de huidige regeling. Niet alle argumenten zijn echter relevant. Zo wordt bijvoorbeeld in de zwareberoependiscussie voortdurend verwezen naar de arbeidsongeschiktheid. De stelling is dat steeds meer mensen, met name in zware beroepen, door de verhoging van de pensioenleeftijd de pensioenleeftijd niet halen en de WIA instromen. Maar strookt dit met de werkelijkheid?
Bij dit soort zaken is het altijd goed om naar de koele cijfers te kijken. UWV publiceert regelmatig analyses van de invloed van de verhoging van de pensioenleeftijd op de instroom in de WIA (zie bijvoorbeeld UWV Kennisverslag 2017-8). Uit de cijfers blijkt dat inderdaad veel meer 60-plussers blijven werken. De logische consequentie daarvan is dat er meer mensen arbeidsongeschikt kunnen worden. Vóór de verhoging van de pensioenleeftijd kon dat niet, omdat veel mensen met een slechte gezondheid al via een prepensioenregeling de arbeidsmarkt hadden verlaten. Het grotere beroep op de WIA is bij het opstellen van de wet onderkend.
Belangrijker in de discussie is de vraag of het risico om arbeidsongeschikt te worden veel groter is bij de mensen die langer doorwerken (62 jaar en ouder) dan bij de iets jongere (60-61-jarigen). Dat geeft namelijk aan of mensen langer door kúnnen werken. We zien dat echter niet in de cijfers terug. Ondanks 6 jaar verhoging van de pensioenleeftijd is tot nu toe het risico op arbeidsongeschiktheid voor mensen van 62 jaar en ouder niet hoger dan bij de iets jongere. Bovendien is het risico op arbeidsongeschiktheid met gemiddeld 1,25% per extra gewerkt jaar voor 60-plussers niet erg groot.
Discussie over de verhoging van de pensioenleeftijd is zinvol en nodig. Maar hoewel de instroom in de arbeidsongeschiktheid toeneemt, kan dat naar mijn mening geen argument zijn in deze discussie.
Ed Berendsen, maart 2019
|
Ed Berendsen
Senior Kennisadviseur UWV
Twitter: @BerendsenEd |
Terug naar de volledige UWV Kennisnieuwsbrief maart 2019 >> |